Bij deze oefening draait het kind niet rond de lengte-as, maar rond de breedte-as. Het kind maakt dus een koprol in het water, waarna hij ook verder moet kunnen zwemmen zonder de grond aan te raken.

Bij het aanleren van de koprol kan je gebruikmaken van de zwemnoodle. Laat het kind deze vastnemen ter hoogte van het bekken, zodat deze geklemd zit tussen de benen en de buik wanneer hij een bolletje maakt. Help in het begin met draaien door te duwen boven aan de rug/nek en vast te houden aan de benen. Laat hierna het kind de zwemnoodle lossen en beginnen zwemmen in slag naar keuze.

Hierna bouw je de hulp af. Zo kan je het kind eerst alleen met de zwemnoodle laten proberen en nadien zonder zwemnoodle, maar eventueel terug met een beetje hulp.